Advies Raad van State over wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3
De Raad van State heeft zijn advies over het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 gepubliceerd. Het wetsvoorstel is bedoeld om het door de Hoge Raad in zijn arrest van 6 juni 2024 verplichte aanvullende rechtsherstel te bieden over de jaren vanaf 2017. De Hoge Raad heeft enkele vuistregels gegeven over de wijze waarop het werkelijke rendement moet worden bepaald. Deze vuistregels zijn verwerkt in dit wetsvoorstel. De tegenbewijsregeling geldt tot de invoering van een nieuw box 3-systeem.
De Raad van State adviseert de wetgever om de beperkte ruimte, die de Hoge Raad heeft gelaten voor aanvullende regelingen, te benutten om de uitvoering te ontzien en procesrisico’s te beperken. Die ruimte is er bij de waardering van het eigen gebruik van onroerende zaken in box 3. De Raad van State adviseert om dit zo eenvoudig mogelijk te maken, bijvoorbeeld in de vorm van een laag regulier voordeel of om te volstaan met de jaarlijkse (ongerealiseerde) waardemutaties.
De Raad van State stelt de vraag of een tegenbewijsregeling met een zo zuiver en fijnmazig mogelijke bepaling van het werkelijke rendement opweegt tegen de grote inzet van mensen en middelen om dit te bereiken. Als de tegenbewijsregeling niet doenbaar en uitvoerbaar is, draagt deze niet bij aan rechtsherstel voor de betrokkenen.
Volgens de Belastingdienst is de tegenbewijsregeling niet uitvoerbaar. Een van de geconstateerde problemen is de informatievoorziening, die niet geregeld is via renseigneringsstromen. Het wetsvoorstel stelt het gebruik van het door de Belastingdienst ontwikkelde formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’ niet verplicht. De toelichting op het wetsvoorstel gaat niet in op de afwegingen van het al dan niet verplicht stellen van dit formulier.
Om verjaring te voorkomen zal de Belastingdienst haast moeten maken met het opleggen van definitieve aanslagen voor de jaren 2021 en 2022. Dat zal gebeuren op basis van het forfaitaire rendement, waarna de belastingplichtige tegenbewijs kan leveren. Dit levert de Belastingdienst extra werk op. Het wetsvoorstel voorziet niet in het verlengen van de wettelijke aanslagtermijn om uitvoeringsproblemen te voorkomen.
De Raad van State constateert dat het aanvullende rechtsherstel via de tegenbewijsregeling een ruimere doelgroep heeft dan het in eerste instantie geboden rechtsherstel. Dat gold alleen voor belastingplichtigen van wie de aanslagen over 2017 tot en met 2020 op 24 december 2021 nog niet vaststonden. De voorwaarde dat de aanslag op 6 juni 2024 niet onherroepelijk moest vaststaan wordt niet gesteld voor het aanvullende rechtsherstel. Het verschil in afbakening van de doelgroepen roept vragen op, die in de toelichting niet worden beantwoord. De Raad van State adviseert specifiek te motiveren waarom voor een verschil in doelgroepen is gekozen.
Bronvermelding
- datum: 20 februari 2025
- bureau: Raad van State
- karakter: wetsvoorstel
- nummer: W06.24.00332/III, no.2024002807
