Terug

Dga niet vergelijkbaar met vestigingsdirecteuren: gebruikelijk loon terecht hoger

10 april 2025
Loonbelasting

Een dga ontvangt jaarlijks € 122.486 salaris. Zijn management-bv factureert echter € 260.520 aan zijn concern. De Belastingdienst corrigeert het loon van de dga naar € 215.239, welk bedrag gelijk is aan het loon van de meest verdienende werknemer. De rechtsvraag luidt: is vergelijking met lager betaalde vestigingsdirecteuren terecht of is de correctie juist? Het hof geeft hierop een duidelijk antwoord, waarbij de bewijslast bij de dga wordt gelegd. 

Feiten

De dga bestuurt een concern met 15 vennootschappen. Hij noemt zichzelf ‘groepsdirecteur’ en ‘eindbaas’. Het concern telt 158 werknemers. De omzet bedraagt € 15,9 miljoen. De dga krijgt slechts € 122.486 salaris, terwijl zijn bv € 260.520 factureert. Daarnaast groeit de rekening-courantschuld jaarlijks. Deze schuld stijgt van € 385.475 in 2013 naar € 600.655 in 2018. Dit vormt een belangrijk element in de zaak.

De meest verdienende werknemer krijgt € 215.239. Deze 'directeur' heeft beperkte bevoegdheden en is geen statutair bestuurder. Zijn tekenbevoegdheid is gelimiteerd tot € 400.000 voor offertes en € 50.000 voor inkoop. De dga stelt dat vestigingsdirecteuren bij andere bedrijven maar € 120.000 tot € 126.000 verdienen. Hij levert ter onderbouwing brieven en e-mails als bewijs aan. Deze directeuren leiden volgens hem vergelijkbare organisaties qua grootte en complexiteit. Hij gebruikt dit als argument dat zijn loon te hoog is vastgesteld.

Oordeel van de rechters

Het hof oordeelt dat de dga zijn stelling niet aannemelijk maakt. Voor 2013-2014 bewijst de dga niet dat een lager loon gebruikelijk is en voor 2015-2017 toont hij niet aan dat het loon van de meest verdienende werknemer hoger ligt dan 75% van vergelijkbare functies. Deze verschillende regimes vloeien voort uit een wetswijziging in 2015.

Vestigingsdirecteuren verschillen volgens het hof van de dga om drie redenen:

  1. ze zijn geen statutair bestuurder;
  2. ze rapporteren niet aan aandeelhouders;
  3. ze dragen geen eindverantwoordelijkheid voor een heel concern.

De overgelegde correspondentie overtuigt de rechter niet. De dga vraagt alleen of zijn zelf opgestelde functieomschrijving past bij vestigingsdirecteuren. Hij laat hen niet zelf hun functie beschrijven. Het hof vindt verantwoordelijkheden belangrijker dan bedrijfsomvang bij vergelijkingen. Ook de statutaire positie weegt zwaar in het oordeel. De groeiende rekening-courantschuld ondersteunt volgens het hof dat het loon te laag is. De continuïteit van de onderneming loopt geen gevaar bij een hoger loon. Het aandeelhouderschap speelt hierbij een belangrijke rol. De fiscale winstreserves bieden voldoende ruimte. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak. De Hoge Raad acht de klachten van de dga niet van voldoende belang voor een inhoudelijke behandeling. Dit versterkt het precedent van deze zaak.

Conclusie

Een dga moet goed bewijzen dat vergelijkingsfuncties echt vergelijkbaar zijn. Statutaire verantwoordelijkheden en eindverantwoordelijkheid wegen zwaar. Een vergelijkbare titel en een vergelijkbaar aantal ondergeschikten volstaan niet. De bewijslast ligt bij de dga en hij moet concrete en volledige informatie aanleveren.

Bronvermelding

  • datum: 10 april 2025
  • bureau: Hoge Raad
  • karakter: jurisprudentie
  • nummer: ECLI:NL:HR:2025:459

Misschien ook intressant

Formeel recht
Mag een bestuursorgaan in hoger beroep terugkomen op eerdere ontvankelijkverkaring bezwaar?
Hof Amsterdam heeft onlangs geoordeeld over de vraag of een bestuursorgaan in een belastingzaak in de beroepsfase alsnog de tijdigheid van een eerder ontvankelijk verklaard bezwaar aan de orde mag stellen, terwijl dit bezwaar inhoudelijk is
Overdrachtsbelasting
Villa met praktijkruimte: is de praktijkruimte onderdeel van de woning?
Een echtpaar kocht een villa, die voorheen als woonhuis en praktijkruimte van een huisarts diende, en betaalde 2% overdrachtsbelasting over de koopsom. Echter, toen de inspecteur op de hoogte raakte van de aankoop, legde hij een naheffingsaanslag
Vennootschapsbelasting
Fiscale implicaties van afgewaardeerde leningen in bedrijfsfinanciƫn
Een bv verstrekte in 2017 een achtergestelde lening aan een dochtermaatschappij, die zich midden in een financiƫle crisis bevond. De bv heeft de lening later in hetzelfde jaar afgewaardeerd toen duidelijk werd dat terugbetaling onwaarschijnlijk was.