Terug

Fiscale migratie: waar is thuis?

23 januari 2024
Internationaal

Een belastingplichtige emigreerde in 2015 naar Duitsland, althans dat meent hij. De inspecteur stelt echter dat de belastingplichtige fiscaal nog steeds in Nederland woont en corrigeert de aangifte inkomstenbelasting door het opleggen van een navorderingsaanslag. Ondanks het bezwaar van de belastingplichtige blijft de inspecteur bij zijn standpunt. Een fiscaal geschil is geboren. De belastingplichtige stapt naar de rechtbank, die moet beslissen over de fiscale woonplaats van de belastingplichtige: Duitsland of toch Nederland?

De belastingplichtige bezit in Nederland een koopwoning, die hij na de verhuizing naar Duitsland verhuurt. Bij de verhuur heeft hij bedongen dat hij de woning gedurende 62 dagen per jaar zelf mag gebruiken. In het betreffende jaar verbleef de belastingplichtige 61 dagen in Nederland en 146 dagen in Duitsland. De rest van de dagen verbleef de belastingplichtige onder meer in Spanje. Op het eerste gezicht zou je denken dat de belastingplichtige zeker niet in Nederland woonde. Toch stelt de inspecteur van wel. Hij is van mening dat de belastingplichtige Nederland nooit heeft willen verlaten en dat het verblijf in Duitsland van kortdurende aard is. Met name het feit dat de belastingplichtige de in Nederland verhuurde woning mocht blijven gebruiken, speelt volgens de inspecteur een belangrijke rol bij het beantwoorden van de vraag waar de belastingplichtige fiscaal woont.

De rechtbank oordeelt dat voor het bepalen van de fiscale woonplaats moet worden gekeken naar een arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft overwogen dat gekeken moet worden naar alle omstandigheden van het geval en dat het erom gaat of de belastingplichtige een persoonlijke band heeft met Nederland. De duurzame band met Nederland hoeft niet sterker te zijn dan met een ander land. Hierdoor is het mogelijk dat een persoon fiscaal in meerdere landen woont. De rechtbank is van oordeel dat de belastingplichtige fiscaal in Nederland is blijven wonen. 

De belastingplichtige laat het hier niet bij zitten en gaat in hoger beroep. Het hof oordeelt, net als de rechtbank, dat de belastingplichtige fiscaal in Nederland woonde. Volgens het hof had de belastingplichtige nooit de intentie om zich langdurig in Duitsland te vestigen, noch om zijn bestaande duurzame banden met Nederland te verbreken. Ook het recht om de woning in Nederland te mogen gebruiken, acht het hof van belang. De stelling van de belastingplichtige dat hij als pensionado geen dienstbetrekking uitoefent, helpt hem niet. Het hof houdt verder rekening met het feit dat de belastingplichtige langere tijd in zijn vakantiewoning in Spanje verbleef en dat hij in Duitsland een woning huurde.

Is dit verhaal herkenbaar voor u? Of heeft u twijfels over uw eigen fiscale situatie? Aarzel dan niet en neem contact met ons op. Wij staan klaar om uw vragen te beantwoorden en u te voorzien van advies op maat.

Bronvermelding

  • datum: 23 januari 2024
  • bureau: Gerechtshof Amsterdam
  • karakter: jurisprudentie
  • nummer: ECLINLGHAMS2024721, 22/2549 en 22/2550

Misschien ook intressant

Formeel recht
Kostenopslag naheffing parkeerbelasting is geen straf
Recent heeft de rechtbank aan de Hoge Raad prejudiciƫle vragen gesteld over de kostenopslag bij naheffingsaanslagen parkeerbelasting. De rechtbank wil weten of deze kostenopslag moet worden gezien als een 'criminal charge' (strafvervolging) in de zin
Overige heffingen
Toelaatbaarheid tweede aanslag afvalstoffenheffing
In een zaak tussen het college van B en W van de gemeente Sint-Michielsgestel en een inwoner van de gemeente (de belanghebbende) stond de toelaatbaarheid van een tweede aanslag voor de afvalstoffenheffing centraal. De rechtsvraag is of de gemeente de
Inkomstenbelasting
Paardenaccommodatie als onderdeel van de eigen woning?
In hoger beroep bij het hof was de vraag of de hypotheekschuld voor de paardenaccommodatie van de belanghebbende onderdeel is van de eigenwoningschuld. Dat zou tot gevolg hebben dat de rente over dat deel van de schuld aftrekbaar is. De rechtbank