Terug

Geen fiscale eenheid omzetbelasting wegens gebrek aan financiële verwevenheid

12 september 2024
Omzetbelasting

Een bedrijf, dat facilitaire diensten verleent aan een stichting, meende op basis van een eerdere beschikking van de Belastingdienst dat het onderdeel was van een fiscale eenheid omzetbelasting met die stichting. De inspecteur betwistte dit en legde een naheffingsaanslag omzetbelasting over 2011 op, omdat volgens hem niet aan de vereiste financiële verwevenheid was voldaan.

Standpunt van het bedrijf

Het bedrijf stelde dat de stichting de financiële controle had omdat zij 51% van de aandelen in het bedrijf bezat. Het bedrijf beriep zich op een beschikking van de inspecteur uit 2009, waarin het bedrijf is opgenomen in de fiscale eenheid met de stichting. Volgens het bedrijf was de naheffing in strijd met het vertrouwensbeginsel, omdat het bedrijf op basis van deze beschikking erop mocht vertrouwen dat het deel uitmaakte van de fiscale eenheid.

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur voerde aan dat geen sprake was van financiële verwevenheid, ondanks het meerderheidsbelang van de stichting in het bedrijf. De inspecteur wees op bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst tussen de stichting en een derde partij, die verhinderden dat de stichting daadwerkelijk de volledige zeggenschap had over het bedrijf. Bovendien meende de inspecteur dat het bedrijf bij de aanvraag van de fiscale eenheid niet alle relevante informatie had verstrekt, waardoor geen sprake was van een gerechtvaardigd beroep op het vertrouwensbeginsel.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de inspecteur gelijk heeft. Hoewel de stichting 51% van de aandelen in het bedrijf bezat, had zij niet de volledige zeggenschap. Bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst zorgden ervoor dat beslissingen over het beleid niet door de stichting konden worden genomen, maar onderhevig waren aan een arbitrageprocedure bij conflicten met de medeaandeelhouder. Hierdoor was geen sprake van financiële verwevenheid, wat één van de vereisten is voor een fiscale eenheid omzetbelasting. De rechtbank oordeelde daarnaast dat het bedrijf geen beroep kon doen op het vertrouwensbeginsel, omdat het niet uit eigen beweging alle relevante stukken had overgelegd bij de aanvraag voor de fiscale eenheid. Hierdoor was de beschikking van 2009 niet gebaseerd op volledige informatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De naheffingsaanslag omzetbelasting bleef in stand.

Bronvermelding

  • datum: 12 september 2024
  • bureau: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
  • karakter: jurisprudentie
  • nummer: ECLINLRBZWB20245498, BRE 22/389

Misschien ook intressant

Belastingplan
Alternatieve dekkingsopties voor maatregelen uit Belastingplan 2024
Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 heeft de Eerste Kamer inhoudelijke bezwaren geuit tegen vijf daarin opgenomen maatregelen. Het betreft de wijziging van de 30%-regeling, de afschaffing van de inkoopvrijstelling in de dividendbelasting,
Formeel recht
Omvang administratie- en bewaarplicht ondernemers
Tijdens een boekenonderzoek bij een ondernemer heeft de inspecteur verzocht om inzage in de privé-agenda’s van de ondernemer. Dit verzoek is gedaan nadat de ondernemer had verklaard dat hij afspraken met klanten en voor klanten verrichte
Loonbelasting
Aanpassing besluit internationale waardeoverdracht van pensioen
Naar aanleiding van twee arresten van het Hof van Justitie EU heeft de staatssecretaris van Financiën een besluit over de internationale waardeoverdracht van pensioen aangepast. Door de wijziging zijn twee eerder gestelde voorwaarden aan de