Terug

Geen kostenvergoeding door uitblijven reactie

27 maart 2025
Inkomstenbelasting

De inspecteur van de Belastingdienst heeft een te hoge aanslag inkomstenbelasting opgelegd aan een belastingplichtige op. Hij is daarbij uitgegaan van gegevens, die hij heeft ontvangen van de werkgever. Deze gegevens blijken achteraf onjuist te zijn. De belastingplichtige tekent bezwaar aan en de inspecteur vermindert de aanslag, maar kent geen kostenvergoeding toe.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht geen kostenvergoeding heeft toegekend voor de rechtsbijstand in de bezwaarprocedure. De inspecteur had, voorafgaand aan de aanslag, een brief gestuurd met het verzoek om nadere informatie. De belastingplichtige heeft bewust niet gereageerd op deze brief. Hierdoor baseerde de inspecteur de aanslag op de beschikbare (achteraf onjuiste) gegevens van de werkgever. De rechtbank concludeert dat de gevolgen van het niet reageren op de brief voor rekening en risico van de belastingplichtige komen. Er is geen sprake van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid.

Bronvermelding

  • datum: 27 maart 2025
  • bureau: Rechtbank Noord-Nederland
  • karakter: jurisprudentie
  • nummer: ECLI:NL:RBNNE:2024:4368

Misschien ook intressant

Belastingplan
Pakket Belastingplan 2025 aangenomen
De Eerste Kamer heeft het pakket Belastingplan 2025 aangenomen. Over het eigenlijke wetsvoorstel Belastingplan 2025 is hoofdelijk gestemd. De Eerste Kamer heeft twee moties aangenomen. Een motie betreft het stimuleren van gezonde voeding in het
Inkomstenbelasting
Box 3: ongerealiseerde vermogenswinsten tellen mee bij werkelijk rendement
Moeten ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen worden meegenomen bij de bepaling van het werkelijke rendement in box 3? Deze rechtsvraag stond centraal in een arrest van de Hoge Raad van 29 november 2024. In deze zaak stelde een
Inkomstenbelasting
Cryptovaluta vormen belastbaar vermogen in box 3
Vallen cryptovaluta onder de bezittingen, die in box 3 belast worden? Deze vraag stond centraal in een zaak van gerechtshof Amsterdam. De belanghebbende in deze zaak stelde dat cryptovaluta geen vermogensrechten zijn in de zin van het Burgerlijk