Terug

Proceskostenvergoeding

12 april 2024
Formeel recht

Een belanghebbende is het niet eens met de toegekende proceskostenvergoeding en gaat in beroep. Uiteindelijk belandt de zaak bij de Hoge Raad. De rechtsvraag is of de proceskostenvergoeding juist is vastgesteld.

Artikel 8:75 Awb

Artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt de vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures. Dit arrest van de Hoge Raad kan helpen om te begrijpen hoe dit artikel in de praktijk wordt toegepast. In deze zaak ging het om een geschil tussen een belanghebbende en de Nederlandse staat. Het hof oordeelde dat de rechtbank een te lage vergoeding had toegekend voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn en een te lage vergoeding voor de proceskosten. Het hof heeft daarom de uitspraak van de rechtbank op deze punten vernietigd en de Staat veroordeeld tot vergoeding van de in hoger beroep gemaakte kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Wegingsfactoren

Voor het gewicht van de zaak kent het Besluit proceskosten bestuursrecht wegingsfactoren, namelijk zeer licht, licht, gemiddeld, zwaar en zeer zwaar. Belangrijk om op te merken is dat het hof bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding een wegingsfactor van 0,5 (licht) heeft toegepast. Dit hield in dat het hof de zaak als 'licht' heeft beoordeeld wat betreft de complexiteit.

Redelijke termijn

In de cassatieprocedure heeft de belanghebbende geklaagd dat het hof, in plaats van een wegingsfactor van 0,5 een wegingsfactor van 1 (gemiddeld) had moeten toepassen. De belanghebbende baseert zijn klacht op het feit dat het hoger beroep niet alleen slaagde vanwege een verkeerde vaststelling van de proceskostenvergoeding, maar ook vanwege een verkeerde vaststelling van de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Als regel geldt dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase als deze fase langer dan een half jaar heeft geduurd. In de beroepsfase geldt als regel dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt.

De rechter bepaalt

De Hoge Raad is van oordeel dat de rechter bij het bepalen van het gewicht van de zaak en het toepassen van de wegingsfactor enige mate van vrijheid heeft. Dat betekent dat de rechter niet gebonden is aan strikte regels, maar enige ruimte heeft om naar eigen inzicht te handelen, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van een zaak. De Hoge Raad benadrukt dat het oordeel van de rechter over het gewicht van de zaak verweven is met feitelijke waarderingen en daarom in cassatie slechts beperkt toetsbaar is. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en geen reden gezien om de staat te veroordelen in de proceskosten.

Tot slot een tip: neem in elk bezwaar- en beroepschrift op dat u, mocht u geheel of gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld, de kosten graag vergoed ziet worden. U moet om een vergoeding vragen voor het bestuursorgaan of de rechter een beslissing neemt op het bezwaar of uitspraak doet. Hier geldt namelijk: wie niet vraagt, wordt overgeslagen.

Bronvermelding

  • datum: 12 april 2024
  • bureau: Hoge Raad
  • karakter: jurisprudentie
  • nummer: ECLINLHR2024572, 23/01679

Misschien ook intressant

Inkomstenbelasting
Vaststelling rendementspercentage box 3 banktegoeden en schulden voor 2023
Op een moment, waarop een groot deel van de belastingplichtigen de aangifte IB voor het jaar 2023 heeft ingediend, heeft de staatssecretaris de forfaitaire rendementspercentages in box 3 voor banktegoeden en schulden vastgesteld. Dat gebeurt met
Inkomstenbelasting
Kamerbrief over toekomstig stelsel box 3
De staatssecretaris van Financiƫn heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de ontwikkelingen rond de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting. In de brief gaat de staatssecretaris in op de aankomende arresten van de Hoge Raad over
Sociale verzekeringen
Geen extra verhoging minimumloon per 1 juli, wel indexering
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel met een extra verhoging van het wettelijke minimumloon per 1 juli 2024 verworpen. De reguliere halfjaarlijkse indexering van het minimumloon gaat wel door. Per 1 juli stijgt het minimumuurloon met 3,09% tot